De Amerikaanse verkiezingen zijn doorgestoken kaart
DOOR MAARTEN VAN ROSSEM
Het Amerikaanse kiesstelsel is niet werkelijk democratisch. Een minderheid van Republikeinse multimiljonairs weet steeds haar zin door te drukken dankzij het vermolmde politieke systeem
De Amerikaanse democratie werkt bepaald niet zoals een democratie zou moeten werken. Representatief is ze nauwelijks, aangezien de wensen van een meerderheid van de kiezers simpelweg worden genegeerd. Eenvoudig samengevat: de Amerikaanse democratie wordt door een rijke elite op schaamteloze wijze gebruikt ten eigen bate. Door miljonairs voor miljonairs.
De buitenstaander Donald Trump was succesvol, omdat hij de indruk wist te wekken dat hij van plan was dit onrechtvaardige systeem aan te pakken: ‘Drain the swamp.’ Eenmaal in het Witte Huis is daar niets van gekomen. De door hem getekende Republikeinse belastingwet heeft de onrechtvaardigheid nog eens nader aangescherpt.
Trump verloor in 2016 de popular vote, het aantal rechtstreekse stemmen voor een kandidaat. Hillary Clinton kreeg bijna 3 miljoen stemmen meer dan hij. Toch won Trump de verkiezingen. In elke normale democratie had Clinton gewonnen, zo niet in de VS. Dat was Al Gore in 2000 ook al overkomen. Gore had 536.000 stemmen meer dan George Bush en had ook met zekerheid Florida horen te winnen, maar Bush won.
Hillary Clinton kreeg bijna 3 miljoen stemmen meer; toch won Trump
Deze paradoxale uitslagen waren het gevolg van de zonderlinge effecten van het Electoraal College. Dit zorgt ervoor dat er in de VS geen sprake van nationale verkiezingen is. Het zijn vijftig afzonderlijke verkiezingen in de vijftig staten die de Unie vormen. De president wordt getrapt gekozen. De kiezers stemmen per staat op kiesmannen, die hun stem geven aan de winnaar in hun staat, volgens het principe winner takes all.
Elke staat heeft kiesmannen naar rato van het aantal leden van het Huis van Afgevaardigden dat die staat heeft, plus zijn twee senatoren. Zo heeft Californië 53 vertegenwoordigers in het Huis, zodat die staat 55 kiesmannen heeft in het Electoraal College. Het Huis heeft 435 leden, dus er zijn 535 kiesmannen, plus drie kiesmannen van Washington, DC, die wel mogen meestemmen voor het presidentschap, maar verder beperkt stemrecht hebben. Voor verkiezing tot president zijn 270 kiesmannen noodzakelijk.
Overal geldt het winner takes all-principe, behalve in Maine en Nebraska, waar een deel van de kiesmannen volgens een proportioneel systeem wordt gekozen. Is er geen kandidaat met 270 of meer stemmen, dan kiest het Huis van Afgevaardigden een president, waarbij elke staat één stem heeft. Is er om wat voor reden dan ook geen president of vicepresident, dan is de Speaker of the House president pro tempore.
Het Electoraal College was indertijd een compromis. Een deel van de Founding Fathers wilde de president kiezen door middel van de popular vote; een ander deel vond dat het Congres de president moest kiezen. Het College leek een redelijk compromis. Ook de staten met een omvangrijke bevolking van slaven vonden het een goede oplossing. De slaven kregen geen stemrecht, maar telden demografisch voor 60 procent. Door het Electoraal College werd enigszins verhuld dat de slaven electoraal niet meededen.
Wat zijn de voordelen van het Electoraal College? Dat zijn er niet veel. Het belangrijkste voordeel is wellicht dat het College nog eens duidelijk maakt dat de VS een federatie van vijftig staten zijn, een bondsstaat.
De nadelen van het College zijn in de loop der decennia steeds duidelijker geworden. Dat de verliezer de winnaar wordt, heeft zich nu viermaal voorgedaan, waarvan tweemaal in deze eeuw. Hoe is dat mogelijk? De kern van het probleem is het verderfelijke winner takes all-principe. Als de verliezer van de popular vote een relatief groot aantal staten met minimaal verschil heeft gewonnen en de winnaar van de popular vote zeer grote meerderheden had in enkele staten, dan is dat mogelijk. Trump won Wisconsin, Michigan en Pennsylvania met werkelijk minimaal verschil, terwijl Clinton in Californië een groot aantal stemmen meer had dan Trump. Door het Electoraal College had ze daar niks aan. De kansen dat zich opnieuw een dergelijke situatie voordoet worden steeds groter. Theoretisch is het mogelijk dat Trump de verkiezingen van 2020 wint met 5 miljoen stemmen minder dan zijn Democratische tegenstander.
Het Electoraal College heeft nog een groot structureel nadeel. De meeste Amerikaanse staten kiezen traditioneel met een vrij ruime meerderheid een van beide partijen: 38 staten zijn zogeheten safe states. De kans dat Wyoming Democratisch zal stemmen is vrijwel nul, net zoals Massachusetts niet voor de Republikeinen zal kiezen. Voor twaalf staten geldt dat ze afhankelijk van de omstandigheden zowel voor de Republikeinen als voor de Democraten kunnen stemmen. Dat zijn de fameuze swing states: Wisconsin, Virginia, Pennsylvania, North Carolina, New Hampshire, Nevada, Ohio, Minnesota, Michigan, Iowa, Florida en Colorado.
Door demografische verschuivingen kunnen swing states safe states worden en omgekeerd. Zo was Californië ooit een swing state en zeggen deskundigen dat Texas op den duur ook een swing state zal worden. Colorado was ooit een aartsconservatieve staat, maar is door de snelle groei van de stad Denver een swing state geworden. Net zoals Virginia, dat een swing state is geworden door de instroom van ambtenaren van de federale overheid.
Begrijpelijkerwijs concentreren alle electorale activiteiten zich in de twaalf swing states. In veel safe states valt als je geen tv-kijkt nauwelijks te merken dat er presidentsverkiezingen gaande zijn. Waarom zou je immers in Wyoming een verkiezingsbord in je tuin zetten of weifelende kiezers opbellen? Zo worden de kiezers in 38 staten genegeerd.
In de swing states zijn de verkiezingen een immense, zeer langdurige kermis, die meestal al meer dan een jaar voor de daadwerkelijke verkiezingen begint. De kandidaten zijn er min of meer permanent op bezoek; de kiezers worden gebombardeerd met televisiereclame en worden voortdurend opgebeld of thuis bezocht. Bejaarden en invaliden worden op verkiezingsdag met busjes naar de stembus gereden. Veel kiezers ergeren zich enorm aan dit electorale bombardement. Voor de beide partijen is het essentieel dat zo veel mogelijk van hun supporters ook echt komen stemmen. Tegelijkertijd is het aantrekkelijk om te proberen de stembusgang van de kiezers van de tegenpartij te saboteren.
Een meerderheid van de Amerikanen wil het Electoraal College afschaffen
Vooral de Republikeinen zijn meesters in dit spel van voter suppression. De methoden zijn velerlei en afhankelijk van de electorale regelgeving in de staten. Lijsten met kiezers kunnen worden ‘opgeschoond’. Dat treft onveranderlijk ‘geheel toevallig’ Democratische kiezers. Ook in de VS is het mogelijk al enige tijd voor de verkiezingen je stem uit te brengen. Veel zwarte Amerikanen hebben daar traditioneel een voorkeur voor. Vandaar dat early voting door Republikeinse wetgevers in de staten zo veel mogelijk onmogelijk is gemaakt.
Ongewenste kiezers krijgen soms ook officiële post waarin data en locaties expres verkeerd worden vermeld. Ook komt het voor dat bepaalde identiteitsbewijzen plotseling ongeldig worden verklaard. Een deel van deze praktijken is door de rechter veroordeeld, maar zijn oordeel komt vaak te laat.
De opkomst van de kiezers voor de presidentsverkiezingen is bepaald niet hoog. Meestal ligt die zo rond de 55 procent. Ter vergelijking: in Nederland kwam in 2017 bij de Tweede Kamerverkiezingen 81,9 procent naar de stembus.
Bij tussentijdse verkiezingen, de midterms, ligt de opkomst in de VS nog 10 procent lager. In 2014 was die bijvoorbeeld 41,9 procent. Vooral jongeren laten het afweten. Hierop vormden de tussentijdse verkiezingen van 2018 een opmerkelijke uitzondering. De opkomst was toen 53,4 procent en het aantal jonge kiezers was met 80 procent toegenomen. Dit was het Trump-effect. De woede en verontwaardiging onder Democraten stimuleerden de stembusgang. Of dat effect zich in 2020 ook zal voordoen is de vraag. Presidentsverkiezingen hebben een andere dynamiek dan de midterms.
Als niet het Electoraal College maar de popular vote doorslaggevend zou zijn, zouden de partijen in alle vijftig staten campagne moeten voeren, wat het democratisch proces ongetwijfeld zou stimuleren. Al woont wel meer dan de helft van de Amerikanen in een zeer beperkt aantal counties, die dan veel aandacht zouden krijgen. Dat is een bezwaar, maar toch een minder groot bezwaar dan het negeren van alle kiezers in de 38 safe states, wat nu gebeurt.
Vanwege deze negatieve effecten zijn er in de loop der jaren tal van pogingen gedaan om het College af te schaffen. Sinds jaar en dag is een zeer ruime meerderheid van de Amerikanen voor afschaffing. In de late jaren zestig leek het er even op dat het Electoraal College zou sneuvelen. Het Huis van Afgevaardigden stemde ruim voor afschaffing. Maar het wetsontwerp werd getorpedeerd in de Senaat door de senatoren van de zuidelijke en de kleine staten. Die organiseerden een ‘filibuster’, zodat het voorstel werd ‘doodgepraat’. Senatoren hebben onbeperkt spreekrecht en voor beëindiging van het debat is een twee derde meerderheid nodig, die er zelden is.
Sinds enige tijd is er sprake van een nieuw initiatief: het National Popular Vote Interstate Compact (NPVIC). Een aantal staten heeft vastgelegd dat ze hun kiesmannen opdracht zullen geven te stemmen op de winnaar van de popular vote. Dit systeem zal in werking treden zodra de kiesmannen van de samenwerkende staten een meerderheid van 270 vormen. Tot op heden zit de NPVIC op 73 procent van het noodzakelijke aantal.
Eerlijk gezegd denk ik niet dat het ervan zal komen. De Amerikaanse democratie zit zo vol met vetomechanismen dat een vastbesloten en goed georganiseerde minderheid vrijwel altijd haar zin krijgt. Laten we niet vergeten dat de Republikeinse Partij een minderheidspartij is die het politieke toneel nu al jaren beheerst.
Op het eerste gezicht lijkt het Huis van Afgevaardigden een bijzonder democratisch instituut. Het zal na het voorgaande wel niet meer verbazen dat dat gezichtsbedrog is. Het Huis van Afgevaardigden heeft 435 leden, plus drie leden van het District of Columbia, maar die laatsten hebben geen stemrecht. In de VS wordt elke tien jaar een census – een volkstelling – gehouden. Op basis van de cijfers van zo’n census krijgen staten die te maken hebben met snelle bevolkingsgroei er leden bij, wat natuurlijk ten koste gaat van staten zonder demografische groei. Zo had de staat New York vroeger de meeste vertegenwoordigers in het Huis, maar is tegenwoordig Californië de kampioen.
Bij die tienjaarlijkse herijking van het systeem mogen ook de grenzen van alle kiesdistricten opnieuw worden bepaald. Dat is het werk van de staatsparlementen en de gouverneurs. Dat geeft gelegenheid voor een vorm van massale electorale oplichterij. De partij aan de macht trekt de nieuwe grenzen zo dat de eigen partij wordt bevoordeeld. Dat proces heet gerrymandering.
Vooral de Republikeinen zijn meesters in het spel van voter suppression
Vooral de Republikeinen hebben zich recent meesters van deze techniek getoond. Gerrymandering is tegenwoordig effectiever dan vroeger, omdat er betere gegevens beschikbaar zijn, die door krachtiger computers worden verwerkt. Tot op de straat nauwkeurig kunnen bijvoorbeeld minderheidsgroeperingen electoraal worden gemarginaliseerd. In de afgelopen jaren hadden vaak veel meer kiezers Democratisch dan Republikeins gestemd, maar hielden de Republikeinen er een meerderheid in het Huis aan over.
Zo nu en dan zijn de meest abjecte gevallen van gerrymandering door de rechter verboden, maar het Supreme Court heeft nog niet zo lang geleden bepaald dat gerrymandering een politieke zaak is, en dat een eventuele veroordeling het werk van politici moet zijn. Het conservatieve Hof houdt zich op de vlakte, omdat gerrymandering de conservatieven goed uitkomt. Al deze praktijken zouden niet mogelijk zijn met een proportioneel electoraal systeem, maar dat zal er niet van komen.
Gerrymandering is in de Senaat niet mogelijk, omdat de staatsgrenzen nu eenmaal vastliggen. Dat betekent niet dat de Senaat een democratisch gremium is. Integendeel, de Senaat is een onderdeel van het electorale compromis dat de Founding Fathers hebben gesloten. De kleine staten waren indertijd doodsbang dat ze door de grote staten gedomineerd zouden worden. Daarom bedongen ze dat elke staat, groot of klein, twee senatoren zou krijgen. Die conditie heeft tot steeds grotere onevenwichtigheden geleid. De staat Wyoming heeft 578.000 inwoners – iets meer dan de stadsregio Utrecht – en twee senatoren (Wyoming is wel zesmaal zo groot als Nederland). De staat Californië heeft zeventigmaal zoveel inwoners, namelijk ongeveer 40 miljoen, en ook twee senatoren. Zo is het theoretisch mogelijk dat een klein deel van de Amerikanen een meerderheid in de Senaat kiest.
Het dunbevolkte platteland is extreem oververtegenwoordigd. Hoe dunbevolkt een staat ook is, die heeft in het Electoraal College altijd drie stemmen. Het is wellicht vermeldenswaard dat in 2018 meer dan de helft van de senatoren multimiljonair was. Ik schreef het al: de VS worden door miljonairs bestuurd voor miljonairs.
Wat toch al bijzonder ondemocratisch in elkaar steekt, wordt verder verziekt door een verbazingwekkend omvangrijk systeem van lobbyisten. Lobby’s zijn actief op elk bestuurlijk niveau, maar laten we ons beperken tot de federale hoofdstad. Er zijn zo’n 12.000 officieel geregistreerde lobbyisten in Washington, die grotendeels werken voor het bedrijfsleven, maar ook tal van andere special interests vertegenwoordigen. De lobbyist moet ervoor zorgen dat wet- en regelgeving voordelig wordt aangepast voor zijn goed betalende klant. Zo spendeert een bedrijf als Boeing miljoenen in Washington.
Dit hele systeem zal de een beschrijven als massale omkoperij en de ander als een triomf van de vrije meningsuiting. Het is maar wie je spreekt. Deskundigen zijn het er wel over eens dat lobbyen verrassend effectief is. Hoe meer geld er wordt gespendeerd, hoe effectiever de lobby. Het hele bedrijf – dat zal duidelijk zijn – drijft op het ‘voor wat hoort wat’-principe.
De lobbyist kan binnen de wettelijke grenzen leuke dingen doen voor de volksvertegenwoordiger, bijvoorbeeld door fundraisers te organiseren. De brandstof van het Amerikaanse politieke systeem is geld – heel veel geld. In een jaar dat er een president wordt gekozen verslinden alle verkiezingen bij elkaar algauw tussen de 5 en 10 miljard dollar. De campagne van Obama in 2008 kostte 730 miljoen dollar. Ook een beetje campagne voor een lid van het Huis – en die leden moeten elke twee jaar herkozen worden – kost makkelijk meer dan een miljoen dollar. Senatoren, die om de zes jaar worden gekozen, zijn een veelvoud van dat bedrag kwijt, zeker in de grote staten. Al dat geld moet ergens vandaan komen. Veel volksvertegenwoordigers zijn een groot deel van hun tijd kwijt met bedelen ten behoeve van hun herverkiezing. Ook hier geldt natuurlijk weer: voor wat hoort wat. De volksvertegenwoordiger zal voor de grote donors een speciaal warm plekje in zijn politieke hart hebben.
De brandstof van het Amerikaanse politieke systeem is geld – heel veel geld
Decennialang is geprobeerd om de campagnefinanciering aan banden te leggen. Kort door de bocht kunnen we daarover concluderen: dat heeft helemaal niets geholpen. Er kan ongelimiteerd geld in het verkiezingscircus worden gestoken, terwijl het wettelijk verboden is voor bedrijven en vakbonden om direct geld aan kandidaten te schenken. Particulieren kunnen dat alleen binnen zekere grenzen.
Hoe zit dat? Dat kan heel simpel worden uitgelegd. In de campagnefinanciering wordt in de VS onderscheid gemaakt tussen hard money en soft money. Bij hard money gaat het om directe schenkingen aan de kandidaat; die zijn wettelijk gelimiteerd. Bij soft money gaat het om geld dat niet direct aan de kandidaat wordt gegeven. Dat kan wel worden geschonken aan de partijorganisatie, die het naar eigen inzicht mag besteden. Bijvoorbeeld aan de verkiezing van haar presidentskandidaat. Er kan ook een speciale organisatie worden opgezet, die geheel op eigen houtje omvangrijke televisiereclame voor de kandidaat koopt. Of die systematisch antipropaganda over de tegenkandidaat verspreidt. Feitelijk is alles mogelijk, mits je het geld maar niet aan de kandidaat zelf geeft.
Pogingen om aan deze paradoxale situatie – alles mag, mits via een omweg – een eind te maken, zijn in 2010 definitief getorpedeerd door het Hooggerechtshof in de zaak-Citizens-United. Het Hof bleek van mening dat de besteding van soft money diende te worden beschouwd als een geval van vrije meningsuiting, en die vrije meningsuiting wordt gegarandeerd door het eerste amendement op de Constitutie. Presto! Het Hof heeft dus zowel gerrymandering als onbeperkte uitgave van soft money toegestaan, terwijl beide praktijken in essentie strijdig zijn met het democratische ethos waarop de Amerikaanse Republiek zogenaamd is gegrondvest.
Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat deze misstanden op korte termijn worden aangepakt.
Uit: Maarten! 2020-1
Meer horen over de Verenigde Staten? In 2020 neemt Maarten van Rossem in aanloop naar de presidentiële verkiezingen de politiek van de Verenigde Staten onder de loep. In drie avonden blikt hij terug op belangrijke veranderingen in het politieke systeem, eerdere presidenten en de erfenis van Trump. Ook richt hij zijn pijlen op de toekomst: wat beslist de Amerikaanse kiezer op 3 november 2020? Bestel hier uw tickets.
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren