Het eigenzinnige geheugen
DOOR MAARTEN VAN ROSSEM EN ALIES PEGTEL | FOTO'S SANDER HEEZEN
Psycholoog Douwe Draaisma is gespecialiseerd in de werking van het geheugen. Als hoogleraar in de geschiedenis van de psychologie is hij verbonden aan universiteit van Groningen. Maarten interviewt hem onder andere over eerste herinneringen, verloren herinneringen, ouder worden en déjà-vu’s.
Uit Maarten! 2018-2
Neurologisch proces
Maarten: ‘Ik ben begonnen met mijn herinneringen te noteren. Ik had al een heel stuk geschreven, maar ik realiseerde me ineens dat het vaak niet mijn eigen herinneringen zijn, maar dat het gebeurtenissen betreft die me verteld zijn. Laten we beginnen met de vraag wat er gebeurt met de herinneringen die je wel hebt, maar die je kwijtraakt.’
Draaisma: ‘Deels worden onze allereerste herinneringen geassimileerd in hogere vaardigheden. Zodra je kunt lopen, vergeet je bijvoorbeeld de motoriek van het leren lopen. Deels is vergeten onderdeel van een neurologisch proces. Een pasgeboren baby heeft drie ons hersenen, maar als een kind één jaar is, is dat gewicht meer dan verdriedubbeld tot een kilo. Dat betekent dat er heel veel hersenverbindingen bij komen. Maar er wordt ook gesnoeid en verschoven. Als je mensen vraagt naar hun eerste herinnering, dan ligt die bij de meesten ergens in hun derde of vierde jaar.’
Maarten: ‘Kan dat wetenschappelijk aangetoond worden?’
Draaisma: ‘Zeker, want je kunt het onderzoek beperken tot zaken die goed te controleren zijn. Het zijn doorgaans herinneringen in de trant van dat je het huis uit moest op het moment dat je zusje of broertje geboren werd.’
Achterdochtig
Maarten: ‘Ik ben wat achterdochtig wat betreft die drie jaar. Ik heb echt geen enkele herinnering van toen ik drie was.’
Draaisma: ‘Er zijn mensen die al herinneringen hebben vanaf tweeënhalf, en er zijn mensen die zweren echt geen herinneringen te hebben tot hun zesde of zevende jaar. Wat is jouw eerste herinnering?’
Maarten: ‘Als ik dat toch eens wist. Ik heb mezelf heel lang wijsgemaakt dat mijn eerste herinnering de hete zomer van 1947 betreft, toen ik met mijn zusje in een teiltje achter in de tuin zat. We zitten daar heel leuk, maar ik wantrouw deze herinnering, want er bestaat een foto van ons in die teil die ik honderd keer gezien heb. Ik heb uit die tijd geen enkele herinnering aan mijn beide ouders. Ze zullen er wel geweest zijn, maar ik herinner mij helemaal niks van hen.’
Draaisma: ‘Theoretisch kan dat kloppen, want eerste herinneringen hebben bijna altijd betrekking op een bijzondere situatie, een uitzondering. Dat zijn dus niet je ouders, die er altijd waren. Maar als er iets zou zijn gebeurd met je ouders, dan zou je het je juist wel herinneren. Driekwart van de eerste herinneringen heeft te maken met schrik: bang zijn voor de hond, opgesloten worden, verdwalen, gebeten worden. En het is ook logisch dat dit de eerste geheugenaantekening is, want dit moet je gewoon onthouden. Uit lijfsbehoud.’
Maarten: ‘Ik denk dat mijn eerste echte herinnering is dat ik op mijn vijfde de bof had terwijl ik bij mijn grootouders logeerde. In mijn verbeelding lig ik in een enorme slaapkamer, daar hoorde ik ’s nachts de uilen roepen als ik niet kon slapen. Om mijn leed te verzachten kreeg ik een houten autootje met een oranje dak. Dat was in ’48.’
Draaisma: ‘Dit is typisch een eerste herinnering van een ouder kind. Er zit een verhaal bij, een scène, een locatie. Een kind van drieënhalf herinnert zich eerder iets als: “Ik zit in de tuin en ik kijk naar een paar kastanjes”, zoals de eerste herinnering van Harry Mulisch luidde. Geen verhaal, geen context. Hoe later de eerste herinnering, hoe completer het beeld.’
Maarten: ‘In wetenschappelijke zin zijn onze persoonlijke herinneringen, hoe aardig ook, niet bijster interessant. Het is pas interessant in een groter statistisch geheel.’
Draaisma: ‘Als je een patroon wilt zien in eerste herinneringen, of in de manier waarop een geheugen tot stand komt, of in het reminiscentie-effect – dat je als zestiger vaker teruggaat naar de tijd dat je tussen de vijftien en twintig was –, dan zit je vast aan grootschalig onderzoek. Tijdens mijn lezingen vertel ik: “De meeste eerste herinneringen zijn onaangenaam”, maar er zijn altijd wel een stuk of drie personen die dat weerspreken: “Mijn eerste herinnering was juist heel aangenaam.”’
Geuren
Maarten: ‘Bestaan er technieken om vergeten herinneringen weer naar boven te halen?’
Draaisma: ‘Sommige mensen geloven in hypnose. Nou, daar is wetenschappelijk gezien echt helemaal nooit iets uit gekomen. Wat wel werkt, is geuren presenteren die horen bij iemands jeugd.’
Maarten: ‘Ja dat had ik gelezen in een van je boeken, dat geuren belangrijk zijn. Maar ik ben sowieso niet zo’n geweldige ruiker. Ik heb eerder associaties bij lichtval. En het is heel incidenteel wat ik me herinner uit mijn jeugd. Vakanties herinner ik me daarentegen wel heel goed en scherp.’
Draaisma: ‘Heel verklaarbaar, want vakanties zijn de uitzondering op het dagelijkse leven. Maar wat betreft je verloren herinneringen: er is een theorie die zegt dat ons geheugen pas echt op gang begint te komen zodra we in het bezit zijn van een taalschat en onszelf kunnen vertellen wat we hebben beleefd. Kinderen van vier, vijf nemen in bed vlak voor het slapengaan de dag nog even door met een ouder. Zo vorm je je eerste herinneringen.’
Postpakketten
Maarten: ‘In hoeverre grijpt het wereldgebeuren in op de herinneringen aan je persoonlijke leven? Wat op mij als jongetje van tien verreweg de meeste indruk maakte na de Watersnoodramp in 1953 was de reactie van mijn Amerikaanse familie. Die begonnen namelijk enorme postpakketten met kleding te sturen omdat zij dachten dat wij in Wageningen ook onder water waren gelopen.’
Draaisma: ‘Het klopt dat je persoonlijke herinneringen altijd verbindt aan het gebeuren in de wereld of op kleine schaal aan de familiegeschiedenis. Dat levert uiteindelijk een type herinneringen op waarin je een chronologie kunt aanbrengen, iets wat je als heel jong kind niet lukt.’
Maarten: ‘Kun je een heleboel gevarieerde herinneringen onderbrengen in één herinnering?’
Draaisma: ‘Ja, dat gebeurt ook vaak. Je hebt veel vakantieherinneringen, maar het zal je niet meevallen deze per vakantie te ordenen. Ik ben vijf keer in Bretagne op vakantie geweest en dat is vervloeid tot één grote Bretagne-herinnering.’
Maarten: ‘Ik ben er maar één keer geweest, dus ik heb er heel scherpe herinneringen aan. Maar eigenlijk moet je elk jaar dus ergens anders naartoe?’
Draaisma: ‘Als je goed op je herinneringen wilt passen, dan moet je geen dingen doen die er precies op lijken. Vakantie zet de tijd uit, tenminste als je erop terugblikt, maar dat bereikt een optimum na een aantal vakantiedagen, en daarna zakt het weer ineen. Als je een week op vakantie bent geweest – je hebt allemaal nieuwe indrukken opgedaan en elke dag vliegt voorbij –, dan kun je haast niet geloven dat je maar een week bent weggeweest.’
Verzamelen
Maarten: ‘Als je veel herinneringen wilt opbouwen, dan moet je eigenlijk steeds nieuwe en andere dingen doen. Dat is het tegengestelde van mijn natuurlijke impuls om elke dag precies hetzelfde te doen.’
Draaisma: ‘Dat doe jij het liefst?’
Maarten: ‘Ja, daarom ga ik ook al jarenlang drie keer of vier keer per jaar naar Texel. Het voelt op dat eiland alsof ik thuiskom. Maar nu begrijp ik dat ik mezelf tekort heb gedaan: ik heb een totaal onavontuurlijk leven geleid.’
Draaisma: ‘De kunst van het leven zit ’m toch niet in het verzamelen van zo veel mogelijk herinneringen? Herinneren is geen doel op zich.’
Paris Hilton
Maarten: ‘Het geheugen heeft een belangrijke functie; zonder geheugen kunnen we helemaal niet leven. Als we volledige amnesie hebben, is het klaar.’
Draaisma: ‘Dat zien we ook terug aan de structuur van ons geheugen. Het heeft een eigen evolutionaire agenda en maakt zijn eigen keuzes. In veel gevallen is dat maar goed ook. Neem het verschijnsel cryptomnesie; dat houdt in dat jouw collega wel jouw idee heeft onthouden, maar niet dat jij het idee hebt bedacht. Daarin maakt het geheugen echt een evolutionaire keuze. Wat zou je liever hebben als je in gevaar bent: dat je het overlevingsidee hebt onthouden, of de bedenker van het idee? Of neem het geheugen voor gezichten, dat wordt continu geüpdatet. Het heeft geen zin om de gezichten van je ouders te onthouden toen ze veertig waren, maar als er plotseling een foto van ze opduikt uit die tijd, dan weet je direct: dit zijn mijn ouders.’
Maarten: ‘Ik kan me mijn overleden vader zo voor de geest halen, sprekend en wel. Hij had precies dezelfde stem als ik. Maar hoe komt het toch dat ik ook heel veel dingen onthoud die ik helemaal niet wil onthouden? Ik weet dingen waarvoor ik me schaam dat ik ze weet. Ik weet bijvoorbeeld wie Paris Hilton is en ik weet precies hoe haar hondje eruitziet.’
Draaisma: ‘Je hebt gelijk, er zit heel veel in je geheugen waarvan je niet kunt bedenken waarvoor je dat nou nodig hebt. Er zijn wel trucs gericht op het onthouden en vasthouden van informatie, maar gek genoeg niet op verdringen en vergeten. Terwijl daar ook een grote behoefte aan zou zijn.’
Maarten: ‘Een veel grotere behoefte. Wordt daar niet aan gewerkt?’
Draaisma: ‘Er wordt wel geëxperimenteerd met propranolol, een bètablokker. Na een aanranding of mishandeling wordt wel aangeraden om dat zo snel mogelijk te slikken om de posttraumatische stress te verkleinen. In de wandelgangen heet het de “vergeetpil”: je vergeet de emoties eigenlijk.’
Maarten: ‘Maar voor Paris Hilton heb ik er niets aan.’
Draaisma: ‘Nee, die blijft.’
Perspectief
Maarten: ‘We moeten het nog even hebben over het lot van de ouder wordende mens. Die denkt dat het leven steeds sneller gaat, of in elk geval wordt dat zo ervaren.’
Draaisma: ‘Tijdens mijn lezingen krijg ik altijd de vraag: “Hoe kan ik ervoor zorgen dat de tijd weer iets langzamer gaat?”’
Maarten: ‘En dan heb je altijd dezelfde tip, neem ik aan?’
Draaisma: ‘Geef een nieuwe draai aan je leven, pak je hobby’s op. Vaak hebben oudere mensen nare ervaringen achter de rug. Een ziekbed van een geliefde dat in werkelijkheid maar twee maanden duurde, is met zoveel intense herinneringen verbonden dat het wel dubbel zo lang lijkt. Dit principe geldt voor negatieve ervaringen, maar omgekeerd ook voor de positieve. Vandaar het advies.
Maar je moet het ouder worden ook in perspectief zien, en dat valt te leren. De Zwitserse schrijver Max Frisch heeft daar een mooie passage over. Als je twintig bent, voel je je avontuurlijk, je doet steeds nieuwe eerste ervaringen op. Dan ben je veertig, en dan blijkt dat je vaak op dezelfde vakanties gaat, je hebt favoriete merken – totaal niet avontuurlijk. Wat jij altijd had beschouwd als een bijzondere persoonlijke karaktertrek, blijkt gewoon bij het leven van een twintigjarige te horen en is helemaal niet uniek voor jou.’
Normen en waarden
Maarten: ‘Wat willen mensen doorgaans van jou weten?’
Draaisma: ‘Tijdens lezingen staat er vrijwel altijd een man van in de zestig op, knoopt zijn jasje dicht en zegt: “Meneer Draaisma, is het ook uw indruk dat het geheugen van vrouwen anders werkt dan dat van mannen?”’
Maarten: ‘En wat zeg je dan?’
Draaisma: ‘Dan zeg ik dat het geheugen van mannen en vrouwen precies hetzelfde werkt, maar dat vrouwen soms andere dingen onthouden. Maar de verschillen tussen vrouwen onderling en mannen onderling zijn veel groter dan die tussen de seksen. Leeftijdsverschil is veel interessanter. Bij een onderzoek gaf één op de vijf 13-jarige jongens aan dat hij een strenge vader had. Toen dezelfde jongens dit op hun 48ste nog eens werd gevraagd, was dit percentage gestegen tot de helft. Dat komt doordat de maatstaf voor een autoritaire vader in de tijd is verschoven. Normen en waarden beïnvloeden herinneringen.’
Maarten: ‘Bij dementen zijn de jeugdherinneringen vaak heel pregnant.’
Draaisma: ‘Jeugdherinneringen blijven het langst toegankelijk. Er zijn aanwijzingen dat je vroegste herinneringen op een andere plek in je hersenen liggen opgeslagen. Het reminiscentie-effect, waarbij je als je zestiger vaker terugdenkt aan je tienerjaren, betreft meestal herinneringen waar je al vijftig jaar niet aan gedacht hebt.’
Déjà-vu
Maarten: ‘Als laatste: wat is toch een déjà-vu? Toen ik als kind voor het allereerst in Utrecht was, ongeveer op de plek waar ik nu woon, dacht ik: ik ben hier eerder geweest. Het was heel gek om daar later vlakbij te komen wonen.’
Draaisma: ‘Een flash-forward.’
Maarten: ‘Bestaat dat ook? Ik heb dat altijd een déjà-vu genoemd.
Draaisma: ‘De meest plausibele verklaring is opgesteld door de psycholoog Gerard Heymans. Zijn theorie is dat zo’n déjà-vu ontstaat door een kortstondige dip in je concentratie, een gebrek aan aandacht in het hier en nu, waardoor je de ervaring de eerste keer niet helemaal verwerkt. Daarna span je je concentratie weer aan en een fractie van een seconde later verwerk je de ervaring alsnog in zijn geheel. Die gebrekkige eerste verwerking staat als een soort schim of schaduw achter de definitieve verwerking. Omdat in je geheugen iets dat vaag getaxeerd is heel lang geleden lijkt, is het alsof je het in het verleden hebt meegemaakt, terwijl het eigenlijk net gebeurd is.’
Maarten: ‘En dat het bij mij vooruitwijst…’
Draaisma: ‘… dat staat daar los van, ja.’
Maarten: ‘Eigenlijk jammer dat het zo goed verklaard kan worden, want ik vond het altijd een soort magisch moment. Het geloof in de mogelijkheid dat je voorspellende gaven hebt.’
Uit Maarten! 2018-2
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren