Het gevaar van robotisering
DOOR ED CROONENBERG
Robots kapen onze banen, zo houden economen ons voor. Dat klopt. Deels. Maar de grote sprong voorwaarts in kunstmatige intelligentie en robotica blijft al meer dan een halve eeuw uit.
Uit Maarten! 2017-2
‘Een robot mag geen schade toebrengen aan de mensheid, of toelaten dat de mensheid schade toegebracht wordt door zijn nalatigheid.’ – Nulde Wet van de robotica zoals geformuleerd door Isaac Asimov.
Hadden we deze wijze raad uit het midden van de vorige eeuw maar opgevolgd. Dan bouwden Japanse industriële robots nu wellicht niet de auto’s die de arbeiders van Detroit brodeloos zouden maken, opdat dezen uit wrok Donald Trump aan de macht zouden brengen.
De Amerikaanse sciencefictionauteur Asimov was een van de eersten die beseften dat er serieuze gevaren kleefden aan de introductie van intelligente machines zonder enig ethisch besef. Hij voorspelde dat we snel omringd zouden raken door een soort kunstmatige superinsecten die aanvankelijk nuttige taken zouden verrichten, maar die ons op elk moment zouden kunnen uitroeien omdat hun dat toevallig goed zou uitkomen.
Geen robot zou daarom de productielijn mogen verlaten zonder dat in zijn computercode een aantal basale ethische regels verankerd ligt: Asimovs beroemde Wetten van de robotica. Zo’n zeventig jaar later weten we dat het ‘tijdperk van de robots’ zich op een volstrekt andere manier aan het voltrekken is. De archetypische robot uit de populaire sciencefiction – de nuttige androïde butler – bestaat nog altijd slechts in onderzoekslabs.
Visionairs als Asimov voorzagen kunstmatige intelligentie in een vorm die min of meer menselijk genoemd kan worden. Maar uiteindelijk hebben ‘robots’ in de eenentwintigste eeuw zich gemanifesteerd als systemen met een marginale intelligentie die op een heel beperkt gebied extreem nauwkeurig werken. Een soort insecten dus, maar dan van een soort die nooit op het idee zou komen dat er zoiets bestaat als een mensheid. Plannen om ons uit te roeien maken ze al helemaal niet.
Profetieën
Maar misschien zijn dergelijke kwaadaardige plannen helemaal niet nodig om de samenleving te ontwrichten. Want wat als robots en andere kunstmatig intelligente systemen massaal de banen van de middenklasse wegvagen?
In 2013 voorspelden de Britse onderzoekers Carl Frey en Michael Osborne van de Universiteit van Oxford dat binnen twintig jaar 47 procent van alle banen in de Verenigde Staten overgenomen zou worden door computers.
In Nederland zouden er 2 à 3 miljoen banen verloren kunnen gaan, aldus een onderzoek van Deloitte uit 2014. Dat zijn angstaanjagende cijfers. Maar kloppen ze ook? Het probleem van dit soort profetieën is dat het onmogelijk te voorspellen is welke vreemde wendingen een technologie neemt. Daarom zijn toekomstvoorspellingen uit vroeger tijden zo hilarisch.
Vijftig jaar geleden werd gedacht dat we ons nu massaal zouden verplaatsen in vliegende auto’s en op vakantie zouden gaan naar Mars, maar internet en de smartphone zag niemand aankomen.
Nog verder terug in de geschiedenis komen we de Britse econoom William Stanley Jevons tegen, die in 1865 voorspelde dat het Britse Rijk te kampen zou krijgen met een fatale crisis omdat weldra de kolen zouden opraken. Dat deed veel stof opwaaien in een wereld waar vrijwel niemand het potentieel van aardolie inzag. (Uit aardolie werd destijds alleen lampolie gewonnen, en restproducten als benzine loosde men in de natuur.)
Op dezelfde manier is het buitengewoon moeilijk om nu al te voorspellen welke kant het met artificiële intelligentie (AI) en robots op zal gaan. Zelfs in de afgelopen paar jaar zijn in de voorspellingssector al belangrijke verschuivingen waarneembaar geweest. Aanvankelijk waarschuwden economen vooral voor het einde van de ‘blauweboordenbanen’ in de industrie.
De laatste jaren rijst echter een ander beeld op. ‘Mensen onderschatten hoe veelzijdig en daardoor nuttig mensen zijn,’ zegt Maarten Steinbuch, robotontwikkelaar en hoogleraar systeem- en regeltechniek aan de Technische Universiteit Eindhoven. ‘Denk je dat er over tien jaar een robot voor de deur staat als je de loodgieter hebt gebeld? Ik dacht het niet.’ Voorlopig zullen mensen beter blijven in dat soort werk.
Frey en Osborne verwachten onder meer dat er zware klappen zullen vallen in de productie-, transport- en logistieksector, maar Steinbuch betwijfelt dat. ‘Als je bij autofabrikant VDL Nedcar rondkijkt, zie je in die hooggeautomatiseerde omgeving opvallend veel mensen rondlopen. Sjouwen, programmeren, heftruckrijden – er blijven zoveel klussen over waarin mensen gewoon beter zijn.’
Computerdenken
Inmiddels lijken vooral de wat eenvoudiger kantoorfuncties vatbaar te zijn voor automatisering. In het rapport De robot de baas (2015) van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) wijst toenmalig onderzoeker Casper Thomas erop dat in sommige helpdesktoepassingen de computer al niet meer van een mens te onderscheiden valt. Omdat helpdeskgesprekken een heel voorspelbaar onderwerp en patroon hebben, blijken ze tegenwoordig al aardig te automatiseren.
Beroepen met status zijn niet immuun voor automatisering
Naast helpdeskmedewerkers lijken ook bankbedienden en boekhouders kwetsbaar voor automatisering. Maar hoe zit het met beroepen in het hogere segment?
We hebben de neiging te denken dat beroepen met status immuun zullen zijn voor automatisering, en dus nooit door robots bedreigd zullen worden. Maar dat is een serieuze denkfout. Computers ‘denken’ namelijk heel anders dan mensen, en hieruit volgt de ‘robotparadox’: wat voor een mens heel makkelijk is, kan voor een robot reuze complex zijn en vice versa. Zo is autorijden voor een computer veel ingewikkelder dan een vliegtuig besturen. Dat komt doordat een piloot vooral veel informatie moet verwerken en processen moet controleren in een omgeving met weinig of geen obstakels – en daar is een computer goed in.
Een chauffeur daarentegen moet zo veel mogelijk data verzamelen over een voortdurend veranderende, non-digitale omgeving en daar een feilloos antwoord op formuleren – en daar zijn computers nog altijd vrij slecht in, al gaan ze dankzij noest onderzoek van onder andere Google wel vooruit.
Piloten moeten dus voor hun baan vrezen. Een Europees project met de naam ACROSS (Advanced Cockpit for Reduction Of Stress and Workload) buigt zich sinds 2013 over de vraag of in passagiersvliegtuigen de copiloot vervangen kan worden door een computer. Zo ja, dan zouden luchtvaartmaatschappijen nog maar de helft van deze overigens steeds slechter betaalde medewerkers nodig hebben.
Ook artsen zijn minder onmisbaar dan je zou verwachten. De Rotterdamse hoogleraar Wiro Niessen ontving in 2015 de Simon Stevin-prijs omdat hij een systeem had ontwikkeld dat op grond van medische scans automatisch diagnoses stelt.
Daarbij luidt het toverwoord ‘big data’. Wanneer je MRI-scans verzamelt van tien- of honderdduizenden gezonde mensen, en deze mensen vervolgens decennialang volgt, kan een computersysteem leren welke scans wijzen op bijvoorbeeld een verhoogde kans op een bepaalde hersenziekte.
Het onderzoek van Niessen en anderen geeft sterke aanwijzingen dat in de niet zo verre toekomst computers beter – zelfs veel beter – zullen zijn dan menselijke artsen in het diagnosticeren van ingewikkelde ziektes als alzheimer en kanker.
Overigens blijken automatische systemen ook beter te kunnen opereren dan mensen. Maarten Steinbuch ontwikkelt onder meer medische robots, waaronder eentje die stukjes schedel kan wegfrezen met als doel geavanceerde gehoorapparaten in te brengen. ‘Dat doet de robot nauwkeuriger dan een menselijke chirurg. In zo’n geval is het dus logisch om te automatiseren,’ zegt Steinbuch.
Zorgrobots worden door sommigen gezien als een manier om de zorgkosten omlaag te brengen, maar hier gooit de robotparadox roet in het eten. Een robot die de verpleeghulp vervangt blijkt namelijk moeilijker te bouwen dan eentje die de chirurg helpt of zelfs vervangt. ‘Voor een robot die huishoudelijke taken verricht en patiënten wast, zie ik voorlopig geen businesscase,’ aldus Steinbuch.
Vloggers
Om te kunnen bepalen welke beroepen kwetsbaar zijn, blijkt de status van een beroep dus geen goed criterium, evenmin als het onderscheid tussen blauwe en witte boorden. Volgens Frey en Osborne is het veel zinniger om te kijken naar de eigenschappen die een beroep vereist. Zo denken ze dat ‘kunstzinnigheid, originaliteit, onderhandelingsvaardigheden, overtuigingskracht, sociale gevoeligheid en vaardigheid in het assisteren en verzorgen van anderen’ voor een robot voorlopig te hoog gegrepen zijn en dus aan mensen voorbehouden zullen blijven. Hoe logisch dit ook lijkt, deze opvatting miskent de ware, transformerende aard van technologische ontwikkeling.
Neem het beroep van journalist. Dat vereist onmiskenbaar originaliteit, creativiteit en sociale vaardigheid. Robotjournalisten zijn dan ook nog niet waargenomen, maar toch is de arbeidsmarkt voor deze groep een slagveld. Dat komt doordat met name het jongere deel van de mensheid liever naar vloggers kijkt op Youtube dan een tijdschrift ter hand neemt.
Ondertussen trekken adverteerders zich terug uit kranten en televisiezenders om hun producten door de populairsten onder deze vloggers te laten aanprijzen. Toen Tim Berners-Lee op 6 augustus 1991 ’s werelds eerste website programmeerde, had werkelijk niemand dit kunnen voorspellen.
De WWR laat in zijn rapport een aantal toekomstscenario’s voor de toekomstige verdeling van welvaart de revue passeren. Zo hopen Erik Brynjolfsson en Andrew Mcafee, beiden verbonden aan MIT, op ‘een betaaldevrijetijdscenario waarin technologie het werk doet en zorgt voor economische groei, en mensen voldoende inkomen hebben om goed te leven’.
Een basisinkomen dus. De vraag is alleen hoe je een dergelijk systeem kunt optuigen zonder enorme schade te berokkenen aan de economie zoals die nu eenmaal bestaat. En is zo’n systeem überhaupt wel mogelijk? De enige reden dat een euro waarde heeft, is immers dat die schaars is. De kans dat het basisinkomen gierende inflatie in de hand werkt, is dus beslist niet denkbeeldig. Dan is het idee van de inmiddels stokoude Amerikaanse wereldverbeteraar Jaque Fresco beter doordacht. Hij stelt voor het kapitalisme te vervangen door een zogenoemde resourcebased economie waarin computers aan de hand van iemands bijdrage aan de samenleving uitrekenen hoeveel die persoon mag consumeren.
Wie op bed blijft liggen wordt niet dakloos en gaat evenmin dood van de honger, maar voor meer sjeu in het leven zul je je handen moeten laten wapperen. Wellicht is het beste beleid geen beleid. Door technischeontwikkeling verdwijnen oude beroepen en ontstaan er nieuwe – zo ging dat altijd al.
Weggeautomatiseerd
De 50-jarige bankemployé die weggeautomatiseerd wordt, is uiteraard de pineut. Die is op de arbeidsmarkt uitgerangeerd. Maar er staan geen jager-verzamelaars bij het UWV ingeschreven en je hoort ook niemand zich zorgen maken over de hoge werkloosheid onder schoenpoetsers en herauten.
Nieuwkomers op de arbeidsmarkt oriënteren zich als vanzelf op de nieuwe vaardigheden waarnaar vraag bestaat. Dat getalenteerde programmeurs – vooral op het gebied van AI – al op jeugdige leeftijd een dikke boterham kunnen verdienen, is in een wereld waarin zelfs verjaardagskaarten microchips bevatten natuurlijk niet zo vreemd. Maar de mensheid is creatiever dan dat. Zodra we tijd overhebben, bombarderen we willekeurige bezigheden tot nieuwe beroepen.
Veel overtallig geraakte journalisten verdienen tegenwoordig hun brood als ‘communicatieadviseur’. Dat is een beroep waar de mensheid millennialang zonder kon. De beoefenaars van dit – overigens in ethisch opzicht niet onomstreden – ambacht produceren geen voedsel, nuttige artefacten of computerprogramma’s, maar mogen via ons onnavolgbare financiële systeem toch voedsel ophalen uit de supermarkt.
Robots bevinden zich nog altijd op de laagste trede van de maatschappelijke ladder
Hetzelfde geldt voor beleidsadviseurs, data-analisten en ISO 9000specialisten, zonder wie de wereld ook best om haar as zou blijven draaien.Er gaat onmiskenbaar iets goed. We hebben in ons deel van de wereld min of meer per ongeluk een diensteneconomie opgetuigd waarin we iedereen een maaltijd en betaalbare gezondheidszorg gunnen.
Het basisloon heeft zichzelf georganiseerd, als het ware, zij het wat rommeliger en minder egalitair dan de voorstanders ervan voor zich zien. En de robots, die arme apparaten, bevinden zich nog altijd op de laagste trede van de maatschappelijke ladder. Siri mag, voor zover ze niet straal genegeerd wordt door haar baas, nederig een webpagina opslaan. En fabricagerobots in de auto-industrie hebben nog nimmer het werk neergelegd, ook al weten ze niets van Asimovs wetten.
De grote sprong voorwaarts in AI en robotica die sinds de Tweede Wereldoorlog wordt voorspeld, lijkt te behoren tot de categorie van technologische revoluties die immer een jaar of twintig in het verschiet ligt – zoals kernfusie of reizen naar Mars.
Over ruimtevaart gesproken. In 1965 verklaarde de NASA in een rapport dat ‘de mens het goedkoopste, 70 kilo zware, non-lineaire, multifunctionele computersysteem is dat op grote schaal door ongeschoolde arbeidskrachten kan worden geproduceerd’. Dat dat een halve eeuw later nog altijd geen onzin is, zegt veel.
Uit Maarten! 2017-2
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren