Sis over de zesde klas van de Lagere School
DOOR SIS VAN ROSSEM
Weet u nog waar u zat in de zesde klas van de Lagere School? En naast wie? Nee, ik heb het niet over groep acht van de basisschool, want wat een gruwelijke uitvinding is dat. Het woord ‘klas’ geeft aan dat we het over een school hebben, maar misschien is het woord ‘groep’ inmiddels wel terecht, want een school lijkt inmiddels het meest op een buurthuis. Bovendien richt ik me nu tot de groep lezers die nog gewoon op de Lagere School zaten en de twee jaar daarvoor op een kleuterschool die in een heel ander gebouw was en waar je aan de KLOS opgeleide kleuterjuffen had.
Ik zat op de één na voorste bank in de meest linker rij bij het raam naast mijn vriendin. Voor mij zat een jongen die wimpers spaarde. Altijd heb ik zeker geweten dat die jongen knettergek was. We hadden natuurlijk inktpotten in onze bank en ik herinner mij dat er een schuifje op zat waarmee je die inktpot open en dicht deed. De meester of juffrouw vulde die inktpotten bij uit een grote fles. Lekker die geur van inkt. Dan hadden we natuurlijk de inktlappen waaraan je je pen afveegde. De meisjes maakten die inktlappen zelf en het vormde een zekere rivaliteit, want wie had de mooiste? Dat had weer te maken met de stof die je gebruikte en de knoop die erop zat. Schrijven deden we met een kroontjespen die je van school kreeg. Heerlijk als je meester of juf besloot dat je een nieuwe pen nodig had.
De meisjes hadden apart handwerkles en de jongens handenarbeid. Fijn vond ik die lessen. Je leerde breien en zelfs op vier pennen. Haken, borduren, hielen van sokken mazen en wat al niet. Nog steeds doe ik het met veel plezier, terwijl je in de ouderwetse meisjesboeken altijd las dat de hoofdpersonen het niet leuk vonden en het ook niet konden. Mijn moeder had er de pest aan. Van haar zou ik het dus niet leren. Toen ik ouder was ging ik op naailes om mijn eigen kleren te kunnen maken, want geld had ik niet. Ik was er goed in, al zeg ik het zelf. Ik kreeg een oude Singernaaimachine van een tante en die heb ik nog steeds en gebruik ik nog altijd om dingen te repareren. Het is een museumstuk, maar niet kapot te krijgen.
Oh en dan de pauzes op school, dat heette natuurlijk geen pauze maar speelkwartier. Dan werd er een bel geluid en ging je keurig in een rij staan. Iedereen kende zijn of haar plaats en dat verliep rustig en ordelijk. Als ik nu die schoolpleinen zie en hoor, dat is werkelijk gruwelijk. Die kinderen spelen niet, maar gillen, krijsen en rennen achter elkaar aan, duwen en maken vooral dingen kapot. Na de pauze storten ze zich als lemmingen op de schooldeur. Het is één grote chaos.
Ik heb hele positieve herinneringen aan mijn schooltijd. Zowel de lagere als de middelbare school. Ik vond het fijn op school.
Om af te sluiten ga ik naar een van mijn lievelingsboeken: Kees de Jongen van Theo Thijssen. De volgende prachtige passage: Kees zit op zijn vaste plek in de klas. Het lokaal begint al schemerig te worden. Ik denk dus dat het de late herfst of winter is. De meester leest voor en Kees realiseert zich dat het de laatste keer zal zijn. Hij gaat van school om te gaan werken om zijn moeder financieel bij te staan. Hij raakt vervuld van weemoed: hij zal nooit meer in deze klas zitten, hij zal het einde van het verhaal niet meer horen.
En altijd weer, nog steeds, huil ik dan een beetje bij deze beschrijving.
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren