Wandelen met Maarten van Rossem: ‘Het park in de stad is het echte paradijs’
DOOR MAARTEN VAN ROSSEM
Maarten heeft het heus geprobeerd: wandelen in de wildernis. Maar echte, gevaarlijke natuur is niets voor hem. Hij struint liever door een romantisch Engels stadspark.
Een park is een vorm van gestileerde natuur in de stad, ten behoeve van de recreatie. Dat leek mij een aardige definitie, tot ik dacht aan de Nationale Parken in de Verenigde Staten. Daar is in elk geval geen sprake van gestileerde natuur in de stad, maar gaat het om beschermde rimboe, vaak op enorme schaal.
Lang geleden bezocht ik het Glacier National Park in de staat Montana, tegen de Canadese grens. De kern van het park is ongeveer 4000 km2 groot en daaromheen ligt nog een beschermd gebied dat ongeveer de omvang heeft van Nederland. Ik had daar voor twee dagen een huisje (cabin) gehuurd met de bedoeling een paar aardige wandelingen te maken. Typisch een Nederlander op stap in een wereld waar hij geen benul van had. Ik ging de eerste dag welgemoed langs een gemarkeerde route (trail) de wildernis in. Want dat was het: een ware wildernis!
Met de aanwezigheid van grizzlyberen had ik in mijn Nederlandse onschuld helemaal geen rekening gehouden
Van natuurbeheer was daar evident nooit sprake geweest. Het zag eruit alsof de Schepper na zes dagen de rommel in haast zo had achtergelaten. Overal staken dode bomen uit het landschap, als lugubere witte staken. Na enige tijd gewandeld te hebben viel me op dat er op regelmatige afstand bordjes langs de trail stonden. Omdat ik me niet kon voorstellen dat er op de bordjes zou staan dat je niet op het gras mocht lopen, leek het me nuttig te lezen wat er dan wel op stond. Het bleek een waarschuwing: wie verder wilde lopen, diende een bel bij zich te hebben om de grizzlyberen op een afstand te houden.
Met de aanwezigheid van grizzlyberen had ik in mijn Nederlandse onschuld helemaal geen rekening gehouden. Wel had ik eens in een documentaire gezien wat iemand kon overkomen als hij door een grizzly werd aangevallen. Grizzly’s zijn bovendien razendsnel als ze kwaad in de zin hebben. Ik ben enigszins gehaast teruggegaan naar mijn cabin en heb de echte natuur – want dat is het daar – gelaten voor wat ze was.
Echte natuur is gevaarlijke natuur! Of het nu was vanwege deze ervaring of omdat ik zeer gesteld ben op rust en comfort, ik heb me nooit meer gewaagd in de ware wildernis. Dit park, hoe mooi en nuttig ook, was niet mijn soort park. Voor de rustige wandelaar biedt Nederland ruim voldoende mogelijkheden.
Met mijn grootvader heb ik veel gewandeld aan en langs de zuidelijke Veluwe-zoom. Daar is sprake van een door mensenhanden geordende natuur die mij goed bevalt. Statige beukenlanen die omhoogleiden naar het begin van het Veluwe-massief. Hier en daar een stukje kreupelhout, zodat het even lijkt of de natuur echt haar gang heeft kunnen gaan, maar dan gelukkig weer open plekken, die vroeger een agrarische bestemming hadden.
Open plekken zijn noodzakelijk voor de ruimte en afwisseling die voor de wandelaar zo belangrijk zijn. Een deel van het wandelgebied daar heeft de prachtige naam ‘Onzalige Bossen’. Daar hielden zich nog weleens wilde zwijnen op, die je vaak hoorde, maar zelden zag. Dat vond ik altijd wel spannend, maar op een prettige manier, omdat er maar zelden wandelaars gedood worden door wilde zwijnen. Zowel voor Nederland als voor mij was en is dit het maximum aan wildernis. Om de parkpret niet te bederven laat ik de Oostvaardersplassen even buiten beschouwing.
Ook de Veluwe valt te beschouwen als een groot park en wordt deels ook zo genoemd. Toch is dat Veluwse landschap, hoe mooi ook, en hoezeer ook te beschouwen als parklandschap, niet mijn ideale en meest geliefde park. Dat is toch het stadspark. Die meestal niet al te grote oase van inderdaad gestileerde natuur in de stad.
Lijkt een stadspark op een grote tuin? Nee, dat ook zeker niet. Een stadspark heeft een speciale stijl en vorm. Wel hebben sommige grote buitenplaatsen tuinen met een parkachtige allure. Maar dan missen we de stad weer, die juist door de contrastwerking het park zijn charme verleent.
Het mooiste park is het Wilhelminapark in Utrecht, bij mij om de hoek
De mooiste stadsparken dateren meestal van de late negentiende eeuw, omdat de bomen in het park dan al flink uit de kluiten gewassen zijn. Bovendien zijn dergelijke parken dan ontworpen volgens de regels van de zogenoemde Engelse landschapstuin. Die regels creëren een romantisch parklandschap met een aantrekkelijke afwisseling van met gras begroeide open ruimtes, boomgroepen met precies de juiste hoeveelheid struiken en een of meer elegante waterpartijen.
Het geheel maakt een ‘natuurlijke’ indruk, maar steekt in werkelijkheid geraffineerd in elkaar. Er zijn steeds fraaie zichtlijnen, die ook in een dergelijk klein landschap de illusie van ruimte scheppen. Zo’n Engelse tuin is het tegendeel van de klassieke Franse tuin, die vooral bestaat uit complexe geometrische patronen van perfect geschoren buxushaagjes. Zie daarvoor de tuin van Kasteel het Loo. Ik geef niets om dergelijke formele parken.
Een stad zonder parken is een waardeloze stad. In tal van steden zijn parken het charmantste onderdeel. Neem nu Londen, dat een nogal chaotische indruk kan maken, maar waar je aangenaam kunt wandelen van park naar park. Vaak zijn die parken maar klein en ogen ze weinig romantisch, maar je kunt er heerlijk op een bankje zitten en proberen te bedenken waar je lord Russell ook weer van kent, wiens beeld aan de rand van juist dat park staat. Een parkje verderop staat een beeld van Charles James Fox, en zo zijn die parken ook een enigszins arbitrair overzicht van de Engelse geschiedenis.
Wat zou Manhattan zijn zonder Central Park, of Parijs zonder de Tuilerieën en de Jardin du Luxembourg? Die laatste twee zijn weliswaar geen romantische tuinen in Engelse stijl, maar desondanks toch zeer aantrekkelijk. Al was het maar vanwege de vijvers, waar je een mooi zeilbootje kunt laten varen.
Zo nader ik langzaam het mooiste park dat ik ken: het Wilhelminapark in Utrecht, bij mij om de hoek. Zeker, ik ben bevooroordeeld, maar dat komt doordat ik de laatste veertig jaar vrijwel elke dag in het Wilhelminapark heb gewandeld. Het park, dat dateert van 1898 en is ontworpen door Hendrik Copijn en J.A. Loran, voldoet aan alle eisen die je aan een romantisch park kunt stellen. Het is een harmonieus geheel van grasvelden, boomgroepen en een omvangrijke waterpartij. Over de zichtlijnen is goed nagedacht.
Wie elke dag in het park wandelt, heeft in alle seizoenen wel iets aardigs te zien. Heel vroeg in het voorjaar is er bijvoorbeeld een prachtig veldje met sneeuwklokjes en paarse krokussen, precies in de juiste verhouding. Het park is op z’n best als het regulier Hollands weer is, dus zo nu en dan een beetje wind en regen. Is het weer te mooi, dan zijn er veel te veel mensen, van wie bovendien een aanzienlijk deel het park misbruikt als open keuken.
Ook de gemeente springt nogal zorgeloos met het park om. Om de haverklap zijn er ‘evenementen’ die het noodzakelijk maken om grote aantallen afschuwelijke witte tenten in het park te zetten. In deze herfstdagen – ik schrijf dit begin november – is het park wellicht op z’n best. Het herfstige ensemble maakt duidelijk dat de natuur zonder de sturende hand van de mens inderdaad niet meer is dan een ordeloze rimboe.
Het park in de stad is het echte paradijs. Wie klaagt dat er geen dieren te zien zijn, heeft het mis. Ik heb er de gekste dieren gezien, van een ijverige eekhoorn tot een zwarte ibis en een ijsvogel. Ondanks de klimaatopwarming komt er elk jaar wel een dag dat er een heel klein laagje sneeuw in het park ligt. Dat is dan misschien wel de mooiste dag.
Uit Maarten! 2018-4
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren